De plek waar wij met ons gezin wonen, staat voor mij tegenwoordig symbool in de recente boerenprotesten. Op onze boerderij, met gebouwen die dateren van ver voor 1900 tot 1970, ervaar je de recente landbouwgeschiedenis.
In het oude huis waren niet alleen slaapkamers voor mensen, ook de koeien verbleven onder hetzelfde dak. Er staat een apart gebouwtje in de tuin (dat wij nu het heksenhuisje noemen), waar een of twee stieren verbleven.
Later, ik schat net na WO1, werd een stukje bijgebouwd waar maar liefst 6 kamertjes kwamen voor varkens. De expansie zette zich voort met de toevoeging van een zeugenstal in de jaren ’50, én een stal voor vleeskoeien (een 10-tal). De machines die nog door het paard getrokken werden, verhuisden ondertussen naar het heksenhuisje dat in onbruik geraakte. We vonden er o.a. een brabantse ploeg, een aardappelrooier, een rol, een zaaimachine…
In 1970 werd een grote, moderne varkensstal gebouwd. Die moet de trots van de familie geweest zijn… een riant symbool van vooruitgang en toekomst voor de generaties die zouden volgen. Maar vooruitgang bracht ook veranderingen met zich mee. Vijftig jaar lang huisvestte de stal duizenden varkens, terwijl intensivering de norm werd voor onze voorgangers. Hoewel het financieel misschien goed ging, bleef de vraag hoe het de boer verging. Elke dag bracht hij zijn dagen door in een stal die enkel door het flauwe kunstlicht verlicht werd. Hij sleet de jaren tussen tientallen varkens die twee keer in hun leven van de zon konden genieten: toen ze als big toekwamen en toen ze als volgroeide worst naar het slachthuis geleid werden.
Het mantra: “Het is groeien of wijken” nam hij ter harte, Jules, onze voorganger.
Maar groeien kan je ook als mens doen…
Jules werd 103 en is voor mij de verpersoonlijking van wat er met onze landbouw aan de hand is. Het mens-zijn aan de landbouw was voor Jules aanvankelijk heel normaal. Zijn koeien leefden onder hetzelfde dak, hij wist perfect wat er met hen aan de hand was en wat ze nodig hadden. De samenstelling van de voeders paste hij daar ongetwijfeld op aan. Jules bewerkte zijn akkers met het paard en zijn boerderij had geen externe grondstoffen nodig om rond te draaien.
De tijden veranderden echter en Jules werd door de bikkelharde concurrentie gedwongen om te investeren zodat hij méér dieren kon houden. De Oostvlaamse koeien ruilden plaats voor Belgisch wit-blauwe dikbillen, de dekstieren verdwenen van het erf (wegens niet rendabel), het zeugenhok werd een opslagplaats voor bestrijdingmiddelen en de biggen kocht hij in. Jules kreeg advies van grote voederfirma’s om de ideale voederconversie te bereiken, intercontinentale soja bereikte zelfs Machelen-aan-de-Leie. De dieren bleven min of meer gezond door preventieve antibiotica kuren en voedingssupplementen. Jules transformeerde van boer-ondernemer naar industrieel-lijfeigene.
Voor de nieuwe varkensstal, kreeg hij ongetwijfeld een interessante lening van een bank die het goed voorheeft met de boeren.
Nu is het tijd voor een ommekeer.
De toekomst is een landbouw waar de boer.in weer centraal staat, als een ervaringsdeskundige die in harmonie met haar/zijn land werkt. De focus moet verschuiven naar natuur-inclusieve landbouw: biologisch én agro-ecologisch. Een kwalitatieve opleiding hiervoor bestaat reeds en zou beter ondersteund moeten worden. De toekomst hoort toe aan een landbouw waarbij eerlijke prijzen worden betaald voor de oogsten en waar de boer.in een actieve rol speelt in het herstel van de natuurlijke omgeving.
Deze landbouw wordt ondersteund door overheden die enerzijds publieke gronden ter beschikking stellen van de boeren die het goed doen en die anderzijds té goedkope voedselprijzen taxeren door een systeem van true pricing toe te passen. De boer.in staat op die manier stevig in haar/zijn schoenen, zelfverzekerd en verbonden met het land en met de gemeenschap.
Jan van Hulle
Leertrajectbegeleider