Vol naalden vliegt de lucht,
vol priemend ijsgekertel,
dat glinstert in de zon,
en, met den asemtocht
gezwolgen, kilt en kerft
de kele en ‘t haargespertel,
dat in de neuze temt
den toevoer van de locht.De wind komt, wild en boos,
gesnoeid uit alle gaten;
geen ruste en wilt hij, eer
hij eenmaal weten zal
dat ‘t volk verdwenen is,
en hem wilt meester laten...
‘t Is bijster, bijtend koud,
en ‘t wintert overal.G. Gezelle
Bijster bijtend koud, dat is misschien een klein beetje overdreven. En naar het schijnt lag er gisteren in Brabant nog geen sneeuw… Ach, laat mij toch. De kansen om –schaamteloos nostalgisch– nog eens een sneeuwgedicht van onder het stof te halen zijn al zo zeldzaam. En we moeten ons haasten, vermoedelijk haalt de wijde witheid de avond niet eens.
Toch blij met de sneeuw, want dat betekent in een lange reeks van hoofdzakelijk grauwe winterlandschappen en luchten in alle nuances van grijs, eens wat licht in de lucht, zelfs als de zon niet schijnt. Een beetje licht in de lucht is, zeker in een winter volgend op een jaar zoals we er nu één achter de rug hebben, meer dan welkom.
Blij met de sneeuw! De Gentse derdejaars van het Leertraject Bio- & BD-Landbouw hebben het deze week tijdens de digitale lesdag geweten. Want onverhoeds (er stond bedrijfseconomie op het programma) kregen ze als opmaat, en nadien ook nog eens als afsluiter, bovenstaand gedicht voor de kiezen. Tussendoor ging het natuurlijk wel weer over arbeidsinkomen en BTW…
Een gedichtje bij aanvang of een spreuk aan het einde, hoe raar dat misschien ook overkomt, geven een essentieel kenmerk aan van het nieuwe leren. De digitale lessen confronteren ons als nooit tevoren met de –door Landwijzer sinds lang gekoesterde– visie dat leren maar voor een heel klein stukje te maken heeft met het overtanken van kennis, en oneindig veel met ontmoeting. Ont-moeten, letterlijk en figuurlijk.
Het is in de ontmoeting dat het actieve en levende leerproces plaatsvindt. Waar we het mineralenrijk, de planten en de dieren tegemoet gaan, leren we hen en onszelf kennen. Waar we samenkomen om te leren, oefenen we ons menszijn aan elkaar en leren we ook dat ontwikkelen. Na afloop van een recente stagebegeleiding liet een eerstejaarscursist mij weten: “Om een goede boer te zijn, moet je in de eerste plaats een goed mens zijn.” Dat zegt het helemaal.
Bovenstaand gedicht zou ook een metafoor kunnen zijn voor de actuele maatschappelijke ontwikkeling die ik persoonlijk als uiterst verontrustend ervaar: de door velen gedeelde veronderstelling dat digitale contacten een alternatief zijn voor ontmoetingen. Of om Gezelle en de door zijn gedicht opgeroepen elementaire kracht te citeren: “Dat ’t volk verdwenen is, en hem wilt meester laten…”
Nu de deuren van het nieuwe jaar openslaan –en hopelijk mogen we snel hetzelfde doen met de deuren van onze leslokalen– is mijn nieuwjaarswens aan het slot van dit stukje tamelijk voorspelbaar: Veel licht in de lucht, asemtocht en glinstering van zon, en véél ontmoetingen!
Koen Dhoore