In de studie “Vensters op de werkelijkheid: persoonlijke oriëntaties in onderzoek” van de onderzoeksgroep voor dierlijke productiesystemen aan de Wageningse Landbouwuniversiteit, werd onderzocht en aangetoond dat de persoonlijke visie van de onderzoeker wel degelijk mede bepalend is voor de uitkomst van het onderzoek.
In alle takken van het maatschappelijk leven komen we in aanraking met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Niet in het minst in het hele gebied van de life sciences die zich bezig houden met alles wat leeft. Opvallend daarbij is dat men het altijd heeft over “dé” wetenschap (enkelvoud). Er is er maar één. Uiteraard zijn er vele richtingen en takken in “dé” wetenschap, maar er wordt het brede publiek voortdurend de suggestie voorgehouden dat qua grondslag en uitgangspunten er maar één stroming is die de naam wetenschap waardig is.
Objectiviteit, meetbaarheid en herhaalbaarheid van onderzoek staan daarbij centraal. Maar ook heel wat minder expliciet benoemde, onderliggende uitgangspunten omtrent het al dan niet erkennen van bestaan en werking van zowel materiële als immateriële aspecten en hun onderlinge wisselwerking, spelen een cruciale rol in de huisregels van “dé” wetenschap. Nadenken over de persoonlijke oriëntatie/visie op zingeving en op de relatie tussen de onderzoeker en het onderzochte is zelfs helemaal taboe, ongewenst en onwetenschappelijk. Zolang men niet-levende of door de mens gecreëerde objecten, vraagstukken of processen onderzoekt, komt men hier nog enigszins mee weg (hoewel ook in de quantumfysica het belang van de relatie tussen waarnemer en waargenomene reeds werd aangetoond). Maar bij het onderzoek van de levende wereld, loopt dit dogmatisch éénrichting-denken helemaal vast en worden heel wat mogelijkheden bij voorbaat uitgesloten.
Via een vorm van strikte sociale controle in “dé” wetenschapswereld, nl. het systeem van “peer reviews” (toetsing door collega-onderzoekers) van uitgebrachte onderzoeksresultaten, wordt bovendien gecheckt of een onderzoek(sresultaat) “wetenschappelijk verantwoord” is. Alles wat daarvan afwijkt, wordt gedeclasseerd tot pseudo-wetenschap. De hele sfeer doet verdacht veel denken aan de gang van zaken binnen religies waar dogma’s bepalen wat waarheid is en wat ketterij. “Dé” wetenschap gedraagt zich als een nieuwe religie; of is het een pseudo-religie?
Wie zich afvraagt hoe het toch komt dat in het hele domein van het life sciences onderzoek mensen lijnrecht tegenover elkaar (blijven) staan met niet verenigbare standpunten omtrent bijvoorbeeld genetische modificatie van levende organismen, zal in de visie op de persoonlijke oriëntaties van onderzoekers een belangrijke sleutel vinden om dit vraagstuk te begrijpen. Zolang slechts één dominante wetenschappelijke stroming erin slaagt zichzelf uit te roepen tot de enige waarachtige, zal deze tegenstelling blijven bestaan en blijven leiden tot een wetenschappelijke godsdienstoorlog. Alleen het erkennen van de diversiteit in wetenschappelijke uitgangspunten en het toestaan van wetenschappelijke vrijheid (cfr levensbeschouwelijke vrijheid) kan een opening creëren voor meer wederzijds begrip, respect en erkenning.
Het wordt immers veel boeiender en waarachtiger wanneer we erkennen dat er meerdere wetenschappelijke uitgangspunten, “oriëntaties” of grondhoudingen mogelijk zijn. Die vervolgens ook de resultaten van het onderzoek beïnvloeden. In het verslag van bovenvermeld onderzoek wordt duidelijk gemaakt welke die verschillende uitgangspunten kunnen zijn en hoe zij mee bepalend kunnen zijn voor de resultaten van de onderzoeker. Het is een oproep tot zelfreflectie voor wetenschappelijke onderzoekers omtrent hun eigen oriëntatie in hun onderzoek en meer algemeen in hun visie op het leven. Maar het is tevens een uitnodiging voor de hele maatschappij, inclusief beleidsmakers, om zich te bezinnen omtrent de diversiteit in het wetenschappelijk landschap en de bijhorende erkenning, stimulering en subsidiëring ervan.
Deze studie werd uitgebracht in 2008 en is dus niet recent. Het feit dat ik ze hier opnieuw onder de aandacht breng, heeft te maken met de continue actualiteitswaarde ervan bij maatschappelijke debatten rond landbouw, duurzaamheid, dierenwelzijn, GGO’s, …
En zelfs meer dan dat, want het gaat hier evenzeer over de uiterst éénzijdige maatschappelijke visie op geneeskunde (ook hier spreekt men steeds weer over “dé” geneeskunde), op ziekte en gezondheid, op leven en dood. Ook daar zijn meerdere visies mogelijk, meerdere wetenschappelijke benaderingen een realiteit. Maar net zoals in de landbouw is de gangbare mainstream beweging ontzettend bang voor het verlies van de opgebouwde macht en het verworven aanzien. Erkennen dat jouw visie niet de enige waarheid is, blijft een universele menselijke uitdaging.
Geert Iserbyt
Brochure ‘Vensters op de werkelijkheid: persoonlijke oriëntaties in onderzoek”
Wageningen Universiteit – Animal Production Systems - 2008
A.P. Bos, S.J. Oosting, Jelleke de Nooy - van Tol, D. van Zaane