Dit handboek verscheen in 1960 en toont het perspectief van het demografisch economische spanningsveld, dat in vele dimensies is uitgewerkt, met ruime aandacht voor kwantitatieve gegevens over oogstopbrengsten, lonen en prijzen, maar ook voor agrarische technieken gericht op productieverhoging en voor de wijze waarop de agrarische samenleving georganiseerd was.
Voedsel was in Europa lange tijd heel zeldzaam. Een kengetal dat vaak wordt genoemd is dat vóór de introductie van de aardappel negen boeren het eten voor ongeveer tien mensen produceerden. Vergroting van de productie was nog niet zo eenvoudig, want weliswaar kon een boer meer land bewerken als hij er een os bij kreeg en dus een groter stuk land kon ploegen, maar die os at de meeropbrengst weer op. Simpel gezegd: mensen en vee concurreerden om hetzelfde voedsel.
Daar komt nog bij dat het houden van dieren om hun vlees niet altijd efficiënt is. Het stuk land waarop vee graast, kan meer mensen voeden als er graan op staat (en nog meer als er aardappelen op staan). In de praktijk betekende dit dat het antieke en middeleeuwse dieet voor hooguit een tiende bestond uit vlees, voor 70% uit graan, en dat de overige 20% bestonden uit groente en fruit. Als er gebieden waren die voor de akkerbouw onbruikbaar waren, zoals de uiterwaarden en de heide, was er ruimte voor het houden van runderen, schapen en geiten.
Slicher van Baths boek begint met een hoofdstuk waarin hij alle beperkingen opsomt, en de eigenlijke geschiedenis laat zich lezen als een opsomming van manieren om aan die beperkingen te ontkomen.
Erik Krosenbrink
Titel: | De agrarische geschiedenis van West-Europa 500 - 1850 |
Auteur: | Bernard Slicher van Bath |
Uitgeverij: | Spectrum |
ISBN: | 9789027418210 |
Biografie van de auteur:
http://www.dbnl.org/tekst/_jaa004200501_01/_jaa004200501_01_0009.php